'We hebben geen kaart, geen kompas, geen plattegrond. Ik weet niet waar ik heen ga. Ik weet alleen waarvoor ik op de loop ben: voor de wolven en hun dorst naar bloed. Ik hoor ze huilen achter de bergen. Ze woelen de aarde om op de plek waar twee bliksemschichten elkaar troffen. Diamant zou er liggen. Maar wij hebben alleen weet van gestold bloed in droge aarde.'
De jonge Qadir groeit op in een klein dorp in Afghanistan met de droomverhalen van zijn moeder en de wilskracht van een vader die van geen wijken wil weten. Zijn enige bezit: acht knikkers. Alles ademt oorlog. Overal sterven dierbare mensen. Qadir houdt zich overeind door te werken voor de internationale troepen die zijn land komen bevrijden. Tot ook hij, achtervolgd door de taliban, met vrouw en kinderen moet vluchten voor het geweld. Over de bergen en over de zee. Na drie maanden belanden ze in Europa. Maar de Grote Portier laat hen niet binnen. Stuk voor stuk verliest Qadir de rinkelende knikkers van zijn leven. En toch is er hoop.