Marc Jacobs (volledige naam: Marcus Antonius Jacobs) werd in 1959 in Arnhem geboren en groeide op in Amsterdam. Schrijven was altijd al zijn passie. In 1994 schreef hij de roman: De Tranen van de IJzeren over een jongeman die de last van zijn jeugd maar niet kan ontgroeien en op zoek gaat naar persoonlijke bevestiging. Helaas zagen uitgevers toen geen brood in het manuscript en verdween het in de la. In de jaren die volgden werd de bellettrie steeds meer vervangen door wetenschappelijke literatuur, gepubliceerd in boeken en tijdschriften. Na maatschappelijk werker te zijn geweest studeerde Jacobs sociologie in Utrecht. Hij promoveerde daar in 1994 op het proefschrift: “Software: Kopen of Kopiëren?”, waarbij hij zich toelegde op methoden van onderzoek en statistiek en op de (toen) moderne criminologie. Hij werd beleidsadviseur bij de politie en uiteindelijk, na de inspecteursopleiding in Apeldoorn te hebben gevolgd, klom hij op tot commissaris van de politie. Eerst in Utrecht en later in Friesland, waar zijn laatste functie hem tot chef van de Leeuwarder politie bracht.