Negen maanden na Hitlers inval in Oostenrijk, in december 1938, wordt de tienjarige Lore Segal alleen op de trein gezet naar Groot-Brittannië. Samen met een paar honderd andere Joodse kinderen wordt ze met het zogenoemde Kindertransport naar het eiland gestuurd om toevlucht te vinden bij een pleeggezin. De zeven jaren die volgen woont Lore in ‘huizen van anderen’: bij een rijke orthodox-Joodse familie, bij een trots arbeidersgezin en later bij twee deftige dames op leeftijd.
In Huizen van anderen schetst Segal op inzichtelijke en geestige wijze de levens van de mensen die haar een toevlucht boden, én dat van haarzelf: het leven van een ontworteld kind, tussen vreemden maar relatief veilig in een verder zo roerige oorlogstijd.