Nani leidde een volmaakt leven, maar een faux pas heeft alles op scherp gezet. Om haar gezin in kalmer vaarwater te brengen boekt ze voor zichzelf een reis naar Panama. Daar, diep in de jungle, neemt ze een tweede verkeerde beslissing die haar bijna het leven kost. Ze heeft de moed al opgegeven als ze toch nog gered wordt en bij een indianenstam terechtkomt. Zonder geld, telefoons, ijskasten en stress leiden de indianen een leven dat in groot contrast staat met het Amsterdamse leven dat Nani kent.
Met vallen en opstaan maakt ze zich de gebruiken van de stam eigen en leert ze wat geduld is, maar ook waarom ze niet in de schemering in de rivier moet gaan zwemmen. De enige die niet blij is met haar komst is de sjamaan van het dorp. In zijn jeugd werd hij meegenomen door de missionarissen en hij weet waartoe de `witte mensen in staat zijn.
Terwijl Nani geleidelijk zijn vertrouwen wint, dient een nieuwe bedreiging zich aan: de beschaving rukt op, in de vorm van ambtenaren en bulldozers. Voor Nani tijd om te beslissen waar ze thuishoort en wat werkelijk de moeite waard is om voor te vechten.