Brandon Sanderson, Het Laatste Rijk
Al duizend jaar regent het as uit de hemel en komt er geen bloem tot bloei. Al duizend jaar leven de skaa in angst en ellende. Want al duizend jaar worden zij onderdrukt door de Opperheer, de onaantastbare Splinter der Oneindigheid, die met ijzeren vuist en absolute macht regeert. Maar als alle hoop verdwenen is, als de mens niet eens meer weet wat hoop is, ontdekt de skaa-halfbloed Kelsier in de helse gevangenis van de Opperheer dat hij beschikt over de mysterieuze gave van de Nevelaars: het vermogen om krachten aan metalen te onttrekken, dat hij kan inzetten om de Opperheer ten val te brengen. Op dat moment is de kiem gelegd voor een titanenconflict, een machtsstrijd van immense omvang die vele levens zal eisen.
Maar Kelsier is vastbesloten, en hij staat niet alleen in zijn streven de Opperheer van de troon te stoten. Onder de Ertsmagiërs van de Nevelaars vindt hij gedreven bondgenoten. En dat niet alleen: zijn levenspad kruist dat van een jonge vrouw, Vin, een wees en net zoals hijzelf een skaa-halfbloed. Bepaald soepel verloopt de eerste kennismaking niet. Vin, door schade en schande wijs geworden, vertrouwt niemand meer. Ook Kelsier niet…
Brandon Sanderson (1975) groeide op in Lincoln, Nebraska. Hij studeerde en doceerde creatief schrijven aan Brigham Young University en woont momenteel met zijn vrouw en kind in Provo, Utah. Zijn boeken, warm onthaald door pers en publiek, bereikten de bestsellerstatus toen Sanderson werd uitgekozen om Het Rad des Tijds, het meesterwerk van de in 2007 overleden Robert Jordan, te voltooien. Sinds die tijd is zijn naam wereldwijd een begrip. Brandon Sanderson werd tweemaal genomineerd voor de John W. Campbell Memorial Award en won in 2011 de David Gemmell Legend Award met The Way of Kings.
Het Laatste Rijk is het eerste deel van Sandersons trilogie over de geheimzinnige Nevelaars, waarmee hij stormenderhand het Angelsaksisch taalgebied veroverde en zijn naam vestigde. Meer dan eens worden zijn boeken vergeleken met die van George R.R. Martin en Raymond E. Feist.