Halverwege de negentiende eeuw emigreren de drie zoons van een welgestelde Joodse koehandelaar uit Beieren naar Alabama in de Verenigde Staten. Henry, Emanuel en Mayer openen er een textielwinkel, die al snel een handel in katoen wordt. Ze beginnen een vestiging in New York en wanneer de Burgeroorlog uitbreekt weten ze het persoonlijke van het zakelijke gescheiden te houden; de ene broer steunt vanuit New York het Noordelijke leger, en de andere broer vanuit Alabama, waar hun plantages liggen, het Zuidelijke leger.
Na de oorlog zetten de gebroeders Lehman hun zaken voort met investeringen in steenkool, olie, spoorwegen, koffie, tabak en later ook vliegtuigen, televisies en computers.