Als Emma net een relatie heeft met Joost, blijkt tot haar grote schrik dat ze zwanger van hem is. Zij en Joost besluiten het kind toch te laten komen en er samen voor te gaan zorgen. Als Tom negen maanden later ter wereld komt, huilt hij maandenlang. Dag en nacht. Emma voelt al snel instinctief aan dat er “iets” met Tom aan de hand is. Haar vermoeden wordt bevestigd als bij Tom op vijfjarige leeftijd de diagnose Syndroom van Asperger wordt gesteld.
In de autobiografie Tom beschrijft Emma hoe het is om te leven met een kind met een stoornis in het autistisch spectrum. Hoe Tom als geen ander bij haar het bloed onder de nagels vandaan kan halen, en haar tegelijkertijd als geen ander kan vertederen. Hoe hij haar tot in het diepst van haar ziel kan kwetsen, en haar op andere momenten zo vreselijk kan laten lachen door zijn letterlijke interpretaties van teksten. Hoeveel zorgen ze zich over Tom maakt, en hoe trots ze op hem is.
Tom doet haar keer op keer versteld staan, gewoon door zichzelf te zijn.