In de nasleep van de Tweede Wereldoorlog volgden het aantal bovennatuurlijke gebeurtenissen in het door oorlog verscheurde Duitsland elkaar in een rap tempo op. Miljoenen mensen werden getroffen door schijnbaar ongeneeslijke ziekten (waaronder blindheid en verlamming) en een golf van apocalyptische visioenen woedde door het land. Messiaanse gebedsgenezers stonden vanuit het niets op, gebedsgroepen voerden duiveluitdrijvingen uit en enorme menigten reisden door het land om een glimp op te vangen van verschijningen van de Maagd Maria. Het meest opvallend was dat tientallen mensen hun buren van hekserij beschuldigden, waarna zij op hun beurt voor de rechter werden gesleept op beschuldiging van laster, mishandeling en zelfs moord. Wat deze gebeurtenissen — na een vernietigende oorlog en de Holocaust — met elkaar verbond, was een wijdverbreide obsessie met het kwaad.
Waar vele geschiedwerken de snelle overgang van Duitsland van genocidale dictatuur naar liberale democratie benadrukken, zet Een bezeten land het giftige wantrouwen, de diepe bitterheid en de spirituele malaise daartegenover. De veelgeprezen historicus Monica Black put uit niet eerder gepubliceerd materiaal en beweert dat de obsessie met het bovennatuurlijke het gevolg was van de onuitgesproken schuld en schaamte van een natie die opmerkelijk stil was over wat 'het meest recente verleden' werd genoemd. Deze schaduwgeschiedenis verandert onherroepelijk onze kijk op het naoorlogse Duitsland en onthult het beladen emotionele leven van het land, de morele onrust en de kosten van het proberen begraven van een gruwelijke erfenis.