“Een spannende en waarheidsgetrouwe reportage, maar ook een inktzwarte beschrijving van de Zweedse rechtsstaat” — Göteborgs-Posten
Op 26 februari 2002, drie minuten voor middernacht, wordt in het metrostation van Rinkeby, West-Stockholm, een negentienjarige jongen vermoord. Er worden elf kogels op hem afgevuurd. Na een dramatische politiejacht pakt men vier jongens op: de drie Koerdische broers Önder, Orhan en Öscan Yldiz en hun neef Ayhan Yildiz.
De rechtbank van Stockholm veroordeelt de vier voor moord zonder te kunnen vaststellen wie de dodelijke schoten heeft gelost. In hoger beroep bekent de dan zeventienjarige Orhan Yldiz dat hij geschoten heeft. Ook verklaart hij dat zijn twee broers niet op de plaats van het misdrijf zijn geweest.
Hoewel vele getuigen onafhankelijk van elkaar de verklaring van Orhan onderschrijven, wordt hij niet geloofd. De zaak van de broers Yildiz is misschien wel de grootste dwaling in de Zweedse rechtsgeschiedenis.