Nederlanders houden van Frankrijk, niet van Fransen. Ik ben de uitzondering op de regel, ik ben erg op Fransen gesteld. Ik praat graag met ze. Fransen halen hun hart op aan het debat. Met hartstocht becommentariëren ze de politiek, de geschiedenis, de literatuur, de film. Ze nemen stelling, zoals blijkt uit mijn interviews met de cineast François Truffaut, de absurdistische toneelschrijver Eugène Ionesco, de oude dame van de nouveau roman Nathalie Sarraute, de toneelregisseur Patrice Chéreau, de anarchistische zanger Léo Ferré. In mijn artikelen over Octave Mirbeau, Louis-Ferdinand Céline, Albert Camus, Alberto Giacometti, Simone de Beauvoir, Patrick Modiano, Bernard-Henri Lévy belicht ik zowel hun werk als het tijdperk waarin ze leefden: het fin de siècle, de Grote Oorlog, de jaren dertig, het naoorlogse Saint-Germain-des-Prés, de nadagen van het gaullisme. Van Mata Hari maak ik het symbool van het Belle Epoque. Een macabere moord in de provincie voert me naar het diepe Frankrijk, aan de hand van Simenon beschrijf ik de kleine bourgeoisie. Ik haal herinneringen op aan mijn eerste bezoeken aan Parijs en aan de jaren dat ik in Bordeaux studeerde. En natuurlijk heb ik het over eten. '
Jan Brokken