In oude sprookjes wordt soms verteld van iemand die een wens mag doen en het later bitter betreurt als die wens vervuld wordt. Charlotte heeft eens een wens gedaan, die verhoord werd: zij heeft de plaats willen innemen van haar tweelingbroertje Charles. En haar leven lang is het alsof zij niet meer Charlotte kan worden, alsof zij gedoemd is Charles te zijn. Niet een vrouw, gelukkig met een man, met kinderen, behoed en gekoesterd, maar altijd weer degene die sterk moet zijn als een man, die zich een weg moet worstelen door het leven, als een man. Haar kracht trekt de zwakken aan, hun zwakheid wondt haar. En alles wat zij ontberen moet, het vrouw zijn, het moeder zijn, wordt haar verweten als een schuld.