“Het is gebeurd!” zei het gezicht buiten het raam van de rijdende trein en wilde er nog iets aan toevoegen, maar Jane Reed schreeuwde het uit van afschuw en — werd wakker.
De medereizigers keken haar geïrriteerd aan. Ze schaamde zich, maar ze kon het nu niet meer ongedaan maken.
Blijkbaar was ze in slaap gevallen en had ze een nare droom gehad.
Inderdaad heel slecht!
Aarzelend tuurde ze naar het treinraampje rechts van haar. De nacht was gevallen. Eenzame lichtjes schoten in de verte voorbij. De rustige gesprekken van medepassagiers, die hun interesse in Jane weer verloren leken te hebben, leken vervormd en onwerkelijk door het monotone geratel van de wielen op hun ijzeren rails.
Ik ben zo thuis, dacht Jane, terwijl ze probeerde weer rustig te worden.
Thuis?
Haar onrust en angst waren niet helemaal ongegrond. Geen wonder dat ze plotseling in slaap viel en nachtmerries had. Ze was al jaren niet meer in haar geboortestad geweest. Waarom zou ze er ook maar één keer geweest zijn? Nadat haar ouders niet meer leefden, gestorven waren toen Jane nog een kind was, en de familieleden nooit voor haar hadden gezorgd…