Weinig artiesten hebben zo hun stempel weten te drukken op de ontwikkeling van de popmuziek als de dichter-zanger Bob Dylan (1941). Zoals Elvis ons lichaam bevrijdde, zo bevrijdde Bob onze geest, stelde Bruce Springsteen.
Dylan (1941) geldt nog altijd als de mystery man van de popmuziek, ook al zijn er inmiddels al vele dikke biografieën over hem verschenen. De zanger met het rafelige, uit duizenden herkenbare stemgeluid. De songschrijver met het even omvangrijke als eigenzinnige oeuvre. Een fenomeen.
In de jaren zestig vormde Dylan een eenmansfractie tussen de oprukkende Engelse beatgroepen. Hij was de ongekroonde koning van de folkrock en tegen wil en dank de spreekbuis van de tegencultuur. In die jaren hield hij de vinger aan de pols van de tijd; later keerde hij zich meer van de wereld af. Zijn liedjes appelleren zowel aan het gevoel als aan het verstand en de meeste zijn nauwelijks verouderd.
Bert van de Kamp was bijna dertig jaar redacteur van het muziektijdschrift Oor en interviewde en portretteerde talloze artiesten uit binnen- en buitenland. Tegenwoordig is hij docent popgeschiedenis aan de HKU Utrecht en de ArtEZ Popacademie te Enschede. Voor zijn werk ontving hij in 1995 de eerste Pop Pers Prijs. Onlangs verscheen zijn boek En zij noemden hem Bono.