In 1912 erft de Rotterdamse zakenvrouw Anna van Bergen een landgoed in het Brabantse Waalre, en besluit er te gaan wonen. Met haar deftige, ietwat ironische pen beschrijft ze hoe ze zich met vallen en opstaan nieuwe feiten en vaardigheden eigen maakt. Haar bijdehante manieren brengen haar in onverwachte situaties, die soms grappig, soms aangrijpend zijn. De confrontaties met haar jonge rentmeester maakt het landgoedbeheer niet gemakkelijk. Daarnaast krijgt ze met de liefdesperikelen van haar nichtje te maken. Al met al heeft Anna haar handen vol!