De Cock houdt voor rechercheurs in opleiding, tussen de bedrijven door, wekelijks een praatje over zijn visie op het recherchewerk. In een opgewonden discussie citeert een van de studenten de regel van Joost van den Vondel: 'Men smoore 't wassend quaet bijtijds in zijn geboorte…' De Cock denkt aan de vroegere woning van Vondel, een kousenwinkel. In deze policier worden lijken gevonden van mensen die ogenschijnlijk allen zijn gewurgd met een panty. De lugubere vondsten stellen rechercheur De Cock en zijn assistent Vledder voor raadsels. Uiteindelijk legt hij het verband tussen de kous en de panty, niet wetend hoe dicht hij dan bij de oplossing van deze misdaden is.