Bonnie staat in een appartement, tussen omvergegooide meubels en kapotgesmeten spullen. Ze heeft kneuzingen in haar hals en op de grond ligt het levenloze lichaam van een man. Bonnie kan het niet laten: ze knielt bij hem neer en raakt hem nog één keer aan voor ze het appartement verlaat. Zij heeft hem liefgehad. Even later belt ze vanuit een telefooncel een vriendin op, die ze vraagt haar te helpen de sporen uit te wissen en het lichaam te laten verdwijnen.
Wat is er aan dit schokkende tafereel voorafgegaan? Wat is er in het appartement gebeurd en wie was erbij betrokken? Aanvankelijk lijkt het een duidelijke zaak, maar gaandeweg blijken de grenzen tussen schuld, onschuld en medeplichtigheid uiterst dun te zijn..