Een schrijver belandt in het ziekenhuis en moet daar noodgedwongen de kamer delen met een man die nooit zwijgt. Hij kan niet anders dan luisteren naar een markant levensverhaal. Hij heeft geen verweer tegen een onstuitbare woordenvloed die doorspekt wordt met een uitermate onverdraagzaam gedachtegoed dat de kiem is voor een gekwetst bestaan.
Deze roman werd geschreven in de taal die Vlaminck eigen is: een Vlaams volksidioom waarin burleske humor ernst omkadert.