Het jaar is 1781. Een Hollands konvooi is op weg naar huis. Een storm slaat de schepen op de kust van een onbekend eiland langs de drukke scheepvaartroute. De schipbreukelingen gaan op zoek naar menselijke bewoning. Ze vrezen een primitieve beschaving te zullen aantreffen, maar stuiten op een gemeenschap die veel op de hunne lijkt. Er is alleen één belangrijk verschil: hier heerst de absolute rede. Met alle gevolgen van dien. Uiterlijk lijkt de samenleving op het eiland sterk op die van het Westen. Maar het verleden is er afgezworen, de werkelijkheid begint elke dag opnieuw, de wereld buiten het eiland wordt ontkend. Alles wat te maken heeft met emotie, godsdienst en verbeelding is onbekend, en wie anders meent wordt gecorrigeerd. Vier schipbreukelingen leggen contact met de bevolking en hun leiders, en ieder van hen heeft daarbij zijn eigen verwachtingen: de vrijdenkende scheepsarts is aanvankelijk opgetogen over de denkbeelden van de bestuurders, de predikant wordt steeds verontwaardigder over de ontkenning van het Hogere, de koopman ziet handelsmogelijkheden en de jonge matroos wordt verliefd. De komst van de schipbreukelingen heeft ook grote invloed op de eilandbewoners. Terwijl de machthebbers hun rationele grondbeginselen blijven verkondigen, verschuiven de verhoudingen en een volksopstand wordt onvermijdelijk.