In 1928 sluit de Weense Arts Arthur Schnitzler (1862–1931), stad- en tijdsgenoot van Sigmund Freud, zijn literaire carrière af met een roman, Therese. Therese is een vrouw die op vrij jonge leeftijd – ze is niet veel ouder dan dertig jaar – beseft dat haar leven ten einde loopt. De contact ten die zij als kindermeisje en onderwijzeres met kinderen, en als vrouw met mannen heeft, blijken leeg te blijven: haar aanhankelijkheid en naïviteit worden uitgebuit door een casanovafiguur die van haar een ding maakt, en haar gedwongen moederschap noopt haar tot verkoop van haar moederlijkheid aan vreemde kinderen. Schnitzler heeft het leven van Therese in 106 korte hoofdstukken getekend en zo is de kroniek een kralensnoer geworden van gelijkvormige en gelijkwaardige of gelijkelijk onwaardige gebeurtenissen. De ontmenselijking van Therese heeft niet alleen psychologische oorzaken. Ook het maatschappelijk leven in het decadente Wenen speelt een belangrijke rol. Schnitzler toont hier, in de grote lijn en in de details, zijn meesterschap als verteller, een meesterschap dat ook al bleek uit Droomnovelle en Casanova"s thuisreis, Prisma Klassieken 32.