Vince McQuade reed tussen de eerste huizen van Southton door. Hij keek met ontstoken ogen om zich heen. Alles zag er hier nog net zo uit als vier jaar geleden, toen hij gehoor gaf aan de oproep van generaal Lee en ten strijde trok tegen de Yankees.
De zesentwintigjarige voelde opluchting. Hij was al weken onderweg. De ontberingen en spanningen van de tocht hadden onmiskenbare sporen op zijn gezicht achtergelaten. Maar vier jaar oorlog had hem ook getekend…
Het was heet. De hitte kreeg vat op paard en ruiter. Vermoeid sleepte het dier zijn hoeven door het enkeldiepe stof. De ribben waren duidelijk zichtbaar onder de kastanjebruine huid.
De brede hoofdstraat van het stadje in de buurt van San Antonio was verlaten. Het was lunchtijd, het heetst van de dag, en de mensen hadden zich teruggetrokken in hun koele woningen. De wind uit het zuiden, die kleine stofspiralen opstootte en over de weg dreef, bracht geen verlichting.
Je bent thuis, Vince, rende de gehavende man op de vermoeide rode vos door. Eindelijk!
Hij stuurde zijn paard naar een drinkbak langs de kant van de weg en stapte af. Het dier snoof met opgezwollen neusgaten. Het dier snoof met opgezwollen neusgaten. McQuade nam zijn versleten hoed af en hing hem aan de zadelkruk. Met de vlakke kant van zijn hand klopte hij over de nek van het dier. “Dat klopt, mijn beste. We zijn bijna op onze bestemming. Het is nog maar vier mijl naar de ranch.”
Het dier liet zijn droge neus in het water zakken, waarop een dun laagje stof dreef, en begon zijn dorst te lessen. McQuade waste het stof en zweet van zijn gezicht. Het water was warm en muf. Toch deed het hem een beetje opleven. Hij haalde de gespreide vingers van zijn rechterhand door zijn zandkleurige haar en streek het naar achteren.
Ongeveer vijftig meter verderop, aan de linkerkant van de straat, was de saloon. In het steegje erachter kende McQuade de stalhouderij. McQuade droogde zijn gezicht af met zijn bandana. Toen de kastanjebruine man gedronken had, trok hij hem aan de lange teugels achter zich aan over het laantje. Het stof knisperde onder de harde zolen van zijn broze rijlaarzen.